Urbi et Orbi

Vrijdag 27 maart 2020 sprak paus Franciscus een extra zegen urbi et orbi uit vanwege de corona-epidemie. Het Sint Pietersplein was leeg, de regen stroomde naar beneden en een eeuwenoud kruisbeeld dat volgens de overlevering in 1522 de pestepidemie in Rome een halt had toegeroepen, raakte door de regen zwaar beschadigd. Het deprimerende schouwspel van de desolate paus en het afbladderende crucifix inspireerden mij tot onderstaande tekst.

Het plein is leeg maar ik als plaatsbekleder
speur duidelijk uw aanwezigheid
ik hoor uw stem in de ongenadige regen.

Uw volk is thuis in ballingschap en wacht
uw zegen. Ik ben de transformator
van hun gespannen verwachtingen.

Ook zonder tiara waren wij al
de kroon op uw schepping maar nu:       
zijt gij het niet langer die ons beademt
onze luchtwegen begeven het
ons bidden wordt tot reutelen, een fluittoon.

Vanavond dwaal ik door mijn leeg paleis
en zoek in alle zalen naar een sleutel
en draag u na dat door mijn schuld
uw kostbaar kruis onbruikbaar is geworden.

Introspectie

Achter de scherven van je spiegelbeeld
kijkt de muur je zwijgend aan
muren kennen geen emoties
muren zijn bij uitstek geschikt om mensen terug te brengen
in de werkelijkheid van een gebroken bestaan.

Verleg nu je blik
naar de geschonden spiegel
en probeer ook zó te kijken
geheel en al zonder oordeel.

Beschouw je toestand als vaststaand gegeven.

 

Een genadige windvlaag

Op een berg in een land hier ver vandaan staat helemaal bovenop de top een kleine kapel waarvan de deur altijd open staat, maar die van binnen leeg is. Geen stoel of bank wacht er de vermoeide bergbeklimmer die daar wellicht een moment van rust en bezinning hoopte te vinden. Het is er uitgestorven, zelfs een kruisbeeld ontbreekt, er is alleen de eeuwenoude stenen vloer die, als je moe bent van het staan, uitnodigt om te knielen of in aanbidding je languit voorover op de grond uit te strekken. Behalve het licht dat door de ramen naar binnen valt is er niets daar dat aan God herinnert en daardoor herinnert tegelijkertijd alles aan Hem.

De bevolking in het dal aan de voet van de berg beweert dat op Pinksterzondag, vroeg in de ochtend als de eerste zonnestralen de oostkant van de kapel beginnen te verwarmen, binnen in de ruimte prachtige, mysterieuze orgelklanken hoorbaar zijn. Alsof de Geest van God zelf door de windlade van een onzichtbaar orgel blaast. En wie de moeite neemt om op Pinkstermorgen daar in die kapel aanwezig te zijn en eerbiedig naar de muziek luistert, die keert als herboren weer terug naar beneden en voelt zich bijna zo sterk en vol van vreugde, verwachting en hoop als die eerste mens zich moet hebben gevoeld toen God, nadat Hij hem uit het stof van de aarde had gevormd, Zijn eigen levensadem in de neus blies.

De oogst

Pensioenfondsen schrijven mij aan
zij weten mij te vinden nu mijn tijd gekomen is
schrale uitkeringen stellen zij in het vooruitzicht
ik hoef alleen maar te bewijzen dat ik nog besta

’s nachts droom ik dat ik in moet loggen bij de toekomst
maar mijn account wordt geblokkeerd
als blijkt dat ik mijn wachtwoord ben vergeten.

Er drijven letters op het water

Een vloed verwensingen en vloeken
sloeg razend in een andere tijd
een gat in het achterland
en nu nog drijven letters op het water
van het verdronkenwoordenvliet
daartussen vissen, op hun rug
gestorven aan het lezen.

Vanaf de oever schreeuw ik luid
mijn hardop uitgesproken liefdewoorden
naar de verlaten overkant:
ooit moet de boel toch weer verzanden.

Onredelijk

Altijd als het herfst wordt denk ik dat de wereld ten dode is opgeschreven. De dagen worden korter, de bomen verliezen hun blad, de tuin begeeft het, het is bewolkt, het waait, het water komt met bakken uit de hemel. Het wordt kouder. De kinderen die mij op straat tegemoet fietsen kijken nog ernstiger dan anders.

Ik deed boodschappen bij Albert Heijn, om ongeveer acht uur ’s avonds. Het was donker op de parkeerplaats. In plaats van de beroepsdakloze die daar vaak om geld staat te zeuren zat er nu een jongen op een kleed op de grond, met zijn hebben en houden uitgespreid om zich heen plus een grote hond. In zijn handen een gitaar. Hij sprak de hond verwijtend toe toen ik aan kwam fietsen. Mensen die kinderen en huisdieren verwijten maken zijn ten einde raad. Kinderen en huisdieren zijn niet redelijk. Je kunt ze opvoeden, africhten of hoe je het noemen wilt, maar op het moment dat je ze verwijten begint te maken is het duidelijk dat de situatie je boven het hoofd is gegroeid. Terwijl ik mijn fiets op slot zette tokkelde hij een paar onbestemde akkoorden. Zelfs als je nog nooit van je leven een gitaar had aangeraakt zou je na een paar lessen in staat moeten zijn om het instrument soortgelijke geluiden te ontfutselen. Nu begon hij er ook met schorre stem bij te zingen. Indien er van het getokkel al enige bekoring was uitgegaan, werd dit door de zang weer grondig teniet gedaan. Ik voelde op slag sympathie voor hem. Zoals de bedelende beroepsdakloze er bij onze eerste ontmoeting al in was geslaagd mij tegen zich in te nemen, zo was ik meteen begaan met de hoofdpersoon in dit treurige tafereel: een jonge man met een onredelijke hond, gespeend van ieder muzikaal talent die als een soort herfstkrekel, tegen beter weten in, weigerde het hoofd in de schoot te leggen en besloten had als zelfbenoemd autodidact straatmuzikant het noodlot te weerstaan.

Toen ik de supermarkt weer uitkwam zat hij er nog steeds. De hond lag in diepe rust uitgestrekt terwijl zijn baas op de gitaar enkele klassiek aandoende klanken ten gehore bracht. Het klonk veelbelovend maar er kwam geen vervolg. Vanuit mijn ooghoeken bestudeerde ik het tafereel. Er stond een stuk karton voor zijn voeten opgesteld met een tekst erop geschreven. Daarnaast een bord waarop geldstukken lagen. Toen ik langs hem heenliep om mijn karretje weg te zetten zag ik kans de tekst te lezen: Too young to prostitute, too stupid to steal. Sinds wanneer zou iemand te jong kunnen zijn om zich te prostitueren dacht ik, maar als grap kon ik het waarderen. Twee paradoxen die samen één zin vormden, dat kan niet iedereen. Toen ik mijn karretje had weggezet legde ik een euro en twee vijftigcentstukken op het bord met geld. Hij bedankte me en ik had kans hem even van dichtbij te bekijken. Hij zag er veel jonger uit dan ik gedacht had, nauwelijks volwassen. Een sterke lichaamsgeur kwam mij tegemoet. Ik schrok van de paniek in zijn ogen. Het tafereel mocht dan een zekere vredigheid of naïviteit uitstralen, maar de blik in zijn ogen sprak andere taal. Hier zat iemand die de afloop van zijn eigen verhaal allang kende, maar die het omslaan van de volgende bladzij zo lang mogelijk probeerde uit te stellen.

Terwijl ik mijn fiets van het slot afhaalde zag ik hoe hij de drie munten die ik had neergelegd oppakte en bestudeerde. De rest van de muntstukken zat kennelijk vastgeplakt, wat mij onverwacht professioneel voorkwam. Toen ik met mijn fiets langs hem heenliep bedankte hij me voor de royale gift. Ik lachte zo goed en zo kwaad als het ging en stak mijn duim op. Ik kon er niet toe komen iets bemoedigends tegen hem te zeggen.

Wat duizenden daklozen en vluchtelingen die avond aan avond over mijn televisiescherm trekken niet voor elkaar kregen, lukte een lokale verschoppeling. Ik werd overvallen door een immens verdriet, terwijl ik met mijn levensmiddelen en toiletartikelen huiswaarts fietste. Ik nam mij voor mijn boodschappen de komende tijd zoveel mogelijk overdag te doen. We gaan een donkere tijd tegemoet.

Schrijfveren (2)

Het onzegbare

Het veelzeggend wit tussen woorden die ik schrijf
en de onmisbare afstand tussen regels
zijn ruimte die onmogelijk gevuld kan worden.
Het negatief van donkere materie
is overal
oreren mensen die makkelijk praten hebben.

Maar wat naamloos is moet woordeloos blijven:
een sprakeloos bewustzijn
tast om zich heen
gevangen tussen zwarte begrenzingen.

Zeehonden

Draai de bal nog eens vrolijk rond op je snoet
klap nog eens blij in je vinnen
buig naar het dankbaar publiek
de wereld is een dolfijn Disneyland

al hou je natuurlijk altijd rotte vissen
zoals Brigitte Bardot en Lenie ’t Hart
die denken dat ze het beter weten.

Je stem in inkt

We zien elkaar ooit weer, zong jij
niet dat ik weet wanneer, zong jij
of waar – maar wel dat dan de zon zal schijnen

vanochtend meldt de krant jouw overlijden.

Schrijfveren zijn dagelijkse schrijfopdrachten van schrijfcoach Hella Kuipers. Ideaal als dagelijkse letterkunstige vingeroefening! En hier staan ze dus.

Schrijfveren

Verveling is een grondrecht

Het onverplichtend niets
dat nergens toe leidt
dan een besef van verloren tijd:

morgen is er weer een dag
vandaag ben ik een ervaring armer
morgen een illusie rijker.

Plassen in het zwembad

Zwemmen moet, iedere dag
schoolslag is voor watjes
verdrinken doe je maar in je verdriet
het koude water weet wel raad
met jouw beetje warmte.

Dromerige gordijnen

Zoals de runners door de rails heenglijden
soepeltjes, bijna geluidloos
als je hand gewoon aan het koord trekt
je veegt als het ware, van links naar rechts
het beeld achter glas weg
alle afleiding verdwijnt
nu ben je binnen, alleen met jezelf
dit is de werkelijkheid
buiten is bedrog
het domein van slaapwandelaars.

Schrijfveren zijn dagelijkse schrijfopdrachten van schrijfcoach Hella Kuipers. Ideaal als dagelijkse letterkunstige vingeroefening! En hier staan ze dus.

Wij

Wij vulden de schoolpleinen en speelplaatsen
met onze kinderen en aanwezigheid
troefden dagelijks elkaar af met onze verhalen
corrigeerden demonstratief ons nageslacht
alles kochten wij voor de eeuwigheid
de belangrijkste mensen ter wereld waren wij
hoeders van ons eigen voortbestaan
nooit voelden wij ons sterker dan toen
er nog een kinderlijk geloof in ons was.

Wij maakten de wereld leefbaar
bouwden aan bruggen, wegen, verbinding
spin in het web waren wij
geboren in het lichtste moment van de geschiedenis
genoten wij vanzelfsprekende voorrechten
torens van Babel richtten wij op
als vorsten leefden wij, lachten om piramides
kriskras over de aardbol vlogen wij
ons netwerk zorgvuldig onderhoudend.

Wij scharrelen doelloos rond in de eetzaal
een enkeling nog zonder rollator
de bruggen en wegen die wij bouwden
zijn rijp voor de sloop de steden
die wij bewoonden bestaan niet meer
verschrompeld zijn onze wolkenkrabbers
ons besef van bestaan lost langzaam op
hadden wij kinderen of waar zijn die dan
wanneer komt de zuster, wie brengt ons thuis.

Dordrecht

Havens, kades, grachten, gaten
twaalfhonderdtwintig plekken waar je
onbedoeld zou kunnen verdrinken.

Scheefgezakte gevels roepen:
rijk zijn wij aan geschiedenis
sinds de handel als bij overslag verdween.

Gelukkig zijn er de dagjesmensen
dwalend tussen beschimmelde grandeur
en afbladderend verleden wijzen zij
elkaar op fiere restauratieresultaten

voldaan zijgen zij neer op een terras
onverdroten klotst het water.