Een genadige windvlaag

Op een berg in een land hier ver vandaan staat helemaal bovenop de top een kleine kapel waarvan de deur altijd open staat, maar die van binnen leeg is. Geen stoel of bank wacht er de vermoeide bergbeklimmer die daar wellicht een moment van rust en bezinning hoopte te vinden. Het is er uitgestorven, zelfs een kruisbeeld ontbreekt, er is alleen de eeuwenoude stenen vloer die, als je moe bent van het staan, uitnodigt om te knielen of in aanbidding je languit voorover op de grond uit te strekken. Behalve het licht dat door de ramen naar binnen valt is er niets daar dat aan God herinnert en daardoor herinnert tegelijkertijd alles aan Hem.

De bevolking in het dal aan de voet van de berg beweert dat op Pinksterzondag, vroeg in de ochtend als de eerste zonnestralen de oostkant van de kapel beginnen te verwarmen, binnen in de ruimte prachtige, mysterieuze orgelklanken hoorbaar zijn. Alsof de Geest van God zelf door de windlade van een onzichtbaar orgel blaast. En wie de moeite neemt om op Pinkstermorgen daar in die kapel aanwezig te zijn en eerbiedig naar de muziek luistert, die keert als herboren weer terug naar beneden en voelt zich bijna zo sterk en vol van vreugde, verwachting en hoop als die eerste mens zich moet hebben gevoeld toen God, nadat Hij hem uit het stof van de aarde had gevormd, Zijn eigen levensadem in de neus blies.

Modern Magnificat (slot)

VvaV

Sicut locutus est ad patres nostros, Abraham et semini eius in saecula.
Zoals Hij gesproken heeft tot onze vaderen, Abraham en zijn zaad in eeuwigheid. 

Met wie zouden we beter kunnen afsluiten dan met de machtigste vrouw op aarde? Negen minuten en veertig seconden duurde het applaus na haar toespraak op het CDU-congres enkele dagen geleden. Toen kapte zijzelf het af door te zeggen: “Nu is het genoeg geweest, we moeten aan het werk.” Alsof Maria zelf de gelovigen opriep om een keer op te houden met die eeuwige stroom van zinloze Weesgegroetjes en iets nuttigs te gaan doen.

Zoals Maria zichzelf in een traditie plaatst die teruggaat tot Abraham, zo plaatst Merkel in haar speech haar partij in een traditie van grote projecten zoals het Wirtschaftswunder en de Duitse eenwording. Dat ze vergat te vermelden dat daar het opvangen van miljoenen vluchtelingen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog nog aan vooraf ging, beschouw ik als een gemiste kans.

Op tv waren recent beelden van vluchtelingen uit niet-oorlogsgebieden in het niemandsland tussen Macedonië en Griekenland te zien. Macedonië had besloten ze niet langer door te laten. “Merkel help us! Merkel help us!” scandeerden ze voor het oog van de camera’s. Nou ja, de echte Maria laat het ook wel eens afweten natuurlijk. En de hongerige Grieken heeft ze ook niet bepaald met gaven vervuld, evenmin als ze de rijke bankiers leeg heeft weggezonden. Maar toch. In juli 2014 berichtte Der Spiegel dat Merkel van plan zou zijn haar huidige termijn als kanselier niet uit te dienen. Haar ambitie zou zijn om eind 2016 Ban Ki Moon op te volgen als secretaris-generaal van de VN. Stel je toch eens voor: dan zou ze niet langer de moeder van alleen Duitsland of zelfs Europa zijn, maar met recht de titel Vrouwe van alle Volkeren kunnen dragen.

En zo klinkt Bach dan aan de andere kant van de wereld:

Modern Magnificat (9)

 

Suscepit Israel puerum suum recordatus misericordiae suae.
Hij is Israel zijn dienaar te hulp geschoten, zijn barmhartigheid gedenkend.

Riet Grabijn-van Putten werd in 1984 lid van de Haagse kiesvereniging van de Staatkundig Gereformeerde Partij SGP. Het idee dat ooit een vrouw lid zou willen worden van een partij die het vrouwenkiesrecht afwees stond zó veraf van de mannenbroeders die haar oprichtten, dat zij verzuimd hadden dit statutair onmogelijk te maken. In 1992 werd zij – nadat ze met een kort geding had gedreigd – voor het eerst toegelaten tot de algemene ledenvergadering van de partij. Nu begon ook de buitenwacht zich ermee te bemoeien. Het Clara Wichmann Instituut stapte naar de rechter, terwijl mevrouw Grabijn zelf haar zaak aanhangig maakte bij de Commissie Gelijke Behandeling. Na jarenlange procedures verloor de SGP haar subsidie als politieke partij en haar beroep bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens werd niet-ontvankelijk verklaard.

In maart 2013 wijzigde de partij het partijreglement (niet het beginselprogramma) waardoor, met kennelijke tegenzin, mogelijk werd gemaakt dat vrouwen op de SGP-kieslijst konden komen. In augustus 2013 werd Lilian Janse-van der Weele door de kiesvereniging Vlissingen tot lijsttrekker bij de gemeenteraadsverkiezingen benoemd, nadat zes mannelijke kandidaten voor de eer hadden bedankt. Het landelijk bestuur van de partij reageerde teleurgesteld. De SGP haalde in Vlissingen één zetel, waarmee zij voor het eerst als zelfstandige politieke partij in de Vlissingse gemeenteraad kwam.

Bron: Wikipedia.

Bij Bach is het een vrouwelijk onderonsje:

Modern Magnificat (8)

ST

Esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes.
Hongerigen heeft Hij met gaven vervuld en rijken heeft Hij leeg weggezonden.

 

Na de dood van Moeder Teresa zijn brieven van haar hand gepubliceerd waarin zij zich beklaagt over het feit dat ze de aanwezigheid van God niet ervaart. Een van die brieven was gericht aan paus Paulus VI die haar terugschreef dat hij met hetzelfde probleem worstelde. Dat God die paus met lege handen laat staan begrijp ik wel: die man hééft alles al. Een eigen staat, een eigen bank, de Zwitserse Garde, de Sint Pieter, kunstschatten, een troon én een draagstoel. Maar dat Moeder Teresa die zelf de hongerigen met gaven vervulde ook leeg werd weggezonden? Haar had ik wel gegund dat ze in al die gezichten van alle zieken en hongerigen die haar haar leven lang omringd hebben het aangezicht en de nabijheid van God had kunnen ontwaren. Had ze die paus ook nog uit de nood kunnen helpen. Maar ja, ik ga er niet over.

En zo klinkt het bij Bach:

 

 

Modern Magnificat (7)


Lucia de Berk

Deposuit potentes de sede et exaltavit humiles.
Hij heeft machtigen van de troon gestoten en nederigen heeft Hij verhoogd.

 

Lucia de B. werd in 2004 voor zeven moorden en drie pogingen tot moord veroordeeld tot levenslang en tbs. Soms hebben we even een zondebok nodig en kun je als schaapachtig type maar beter niet in de buurt zijn. Ze werkte in het ziekenhuis en er gingen patiënten dood. Dat kon geen toeval zijn. Zij moest het gedaan hebben. Je kon zo wel zien dat ze eigenlijk een heks was. Had ze niet ook in de prostitutie gezeten? En was haar ouderlijk huis vroeger niet afgebrand? Nou dan. Een statisticus was bereid het wettig en overtuigend bewijs te leveren. De kans dat ze het niet gedaan had was een op driehonderdveertig miljoen. Of zoiets. De hogepriesters van het recht hebben in het verleden hun kleding wel om minder gescheurd.

In april 2010 werd Lucia de B. vrijgesproken van alles wat haar eerder ten laste was gelegd. De magistraten hadden zich vergist. Vier jaar later ging er een speelfilm over haar zaak in première, afgelopen week werd bekend dat de film een remake krijgt in Hollywood. Hollywood! En waarschijnlijk wordt het een heuse serie. Veel hoger dan dat kun je als nederige Nederlandse verpleegkundige niet stijgen. Toch?

En zo klinkt de omgekeerde wereld bij Bach:

Modern Magnificat (5)

 

Max

Et misericordia eius a progenie in progenies timentibus eum.
En Zijn barmhartigheid is van nageslacht tot nageslacht, voor hen die Hem vrezen.

Wat doe je als je eerste kind geboren is? Je schrijft er een ellenlange, onbegrijpelijk saaie open brief aan die vooral bedoeld is om de hele wereld duidelijk te maken wat een onbaatzuchtig mens je eigenlijk bent. Kindermisbruik is wijdverbreid, maar deze variant kenden we nog niet. Papa en mama hebben besloten de wereld te redden omdat jij geboren bent. Papa en mama gaan ervoor zorgen dat de helft van de wereld die nu nog geen toegang tot internet heeft dat ook krijgt. En dan niet om te facebooken maar om de armoede te ontstijgen. Was getekend Mark Zuckerberg. De komende 25 tot 50 jaar gaat hij 99% van zijn vermogen aan toekomstige generaties wegschenken via een stichting die hij zelf in het leven heeft geroepen en beheert. Ziektes zullen worden uitgebannen, het onderwijs wordt onvergelijkelijk veel beter en iedereen krijgt toegang tot het internet. En dan nog zijn er mensen die vrezen dat hij niet te vertrouwen is.

Arm kind. “We’ll share more details in the coming months once we settle into our new family rhythm and return from our maternity and paternity leaves. We understand you’ll have many questions about why and how we’re doing this.” Gaap. Je moet er niet aan denken hoe de wereld er over vijftig jaar uit zou zien als Mark Zuckerberg kinderloos was gebleven. En waar ik ook even niet aan moet denken: dat Max – zo heet het schaap – zich ontwikkelt tot een doorsnee Amerikaanse tiener die zich doodschaamt voor haar ouders, die blowt en zuipt en op haar zestiende van huis wegloopt zodat haar vader zich vertwijfeld afvraagt hoe hij ooit zijn goeie geld heeft kunnen vergooien aan de droom die hijzelf op haar projecteerde.

Vandaag een hele mooie uitvoering:

Modern Magnificat (3)

 

Sinéad O’Connor

Quia respexit humilitatem ancillae suae: ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes.
Want Hij aanschouwde de nederigheid van zijn dienares: ja zie, van nu af aan spreken alle geslachten mij zalig.

Er is werkelijk niets nederigs aan Sinéad O’Connor. Al vanaf 1992 is ze verwikkeld in rellen, schandalen en ruzies. Overvloedig in het spuien van ongevraagde kritiek op haar collega’s, driest in haar kruistocht tegen de Rooms-katholieke Kerk die haar excommuniceerde nadat ze zich tot priester had laten wijden, gehaat bij het grote publiek. Vier kinderen van vier verschillende vaders, daar tussendoor drie huwelijken die kinderloos bleven en een bipolaire stoornis. Het laatste bericht was dat ze eind november op haar Facebookpagina aankondigde een overdosis te hebben genomen. Op dit moment schijnt het weer gewoon met haar te gaan.

Sinéad, Sinéad. Je weet nooit wat toekomstige generaties gaan doen, maar je tijdgenoten staan in ieder geval niet in de rij om je zalig te spreken. Pek en veren, meer heeft het heden je niet te bieden. En toch moet ik aan jou denken als ik Maria zo hoor jubelen en niet aan een van de vele ideale schoondochters waaraan het leven ook zo rijk is: geen Linda de Mol, Sylvie Meis of andere levende Barbie compares to you. En laten we eerlijk zijn: het is een publiek geheim dat de zoon van Maria, zonder wie dat hele Magnificat niet eens ooit zou zijn uitgesproken, een zwak had voor gevallen vrouwen. Dus we moeten nog maar eens zien wie hier het laatst gaat lachen. Voorlopig zet ík mijn geld op jou.

En zo klinkt het bij Bach: (vandaag geen Harnoncourt)

Memento mori

BN-ers sterven in het openbaar. Als ze eenmaal terminaal ziek zijn houden ze ons via de media van week tot week op de hoogte van hun heroïsche strijd. Dagboeken worden gepubliceerd, nieuwe albums uitgebracht, afscheidstournees georganiseerd, vraaggesprekken uitgezonden. En ze maken wat mee. Hun albums verkopen als nooit tevoren, maar ze kunnen ook zomaar door ongevoelig horecapersoneel van een terras verwijderd worden. Het blijft in ieder geval spannend tot het eind. Je voelt je bijna schuldig als hun belevenissen je eigenlijk niet interesseren.

Er zijn ook BN-ers die in stilte uitstappen. Maar daar nemen we geen genoegen mee. We hangen aan de buis als daar de nationale rouw bedreven wordt en overspoelen de sociale media met onze deelneming, ontzetting en ongeloof. Wat denkt zo iemand eigenlijk wel, dat zijn of haar dood een privé-aangelegenheid is?

Twee keer per jaar valt bij mij het Yarden Magazine op de mat. De laatste trends op sterfgebied. Timmer en beschilder je eigen kist en slaap er zo nu en dan vast een nachtje in. Laat je begraven met levende muziek, liefst ergens midden in de natuur. Ga vooral tijdig in gesprek met je cateraar. Ach ja, wie zou er, na een huis-tuin-en-keuken-bestaan, niet groots en meeslepend willen sterven? Doodgaan is een soort feestje geworden.

Ik stel mij voor dat als mijn tijd gekomen is, ik me terugtrek en onvindbaar word, zoals een dier dat zijn einde voelt naderen. Hopelijk zijn er tegen die tijd nog hospices die niet gesponsord worden door cateraars of uitvaartondernemers en waar je niet, liggend in een kist, aan een praatgroepje hoeft deel te nemen om je verwachtingen met elkaar te delen. Gewoon een bed met wat liefdevolle verzorging en geen gezeur aan je kop, als dat tenminste niet te veel gevraagd is.

Afscheid nemen lijkt me trouwens ook niet nodig. Eens gaan we allemaal naar de Grote Reünie en zien elkaar weer. En als de voortekenen niet bedriegen, begint daar de hele ellende weer van voren af aan.

De nieuwe mens

F. is dood. Bijna 44 jaar nadat ik hem voor het laatst gezien heb besluit ik te kijken of ik hem op het internet kan vinden en dan blijkt hij minder dan een half jaar geleden overleden te zijn. Na een kort ziekbed, staat er. Behalve het feit van zijn dood is er weinig over hem te vinden. Op een site met familieberichten vind ik de rouwkaart met overlijdensdatum en de site van de voetbalvereniging waar hij zijn leven lang lid van is geweest meldt dat hij een trouw lid was, dat het nieuw te bouwen clubhuis met maar liefst twee heipalen heeft gesponsord. Er is een beheermaatschappij op zijn naam, gevestigd op een deftige locatie – vermoedelijk ook zijn woonadres – in onze geboortestad G. en hij heeft een zoon van begin twintig met een Twitter- en Facebookaccount die uiterlijk op hem lijkt, zo’n zelfde twinkeling in de ogen, en die in de dagen tussen het overlijden en de crematie van zijn vader gewoon doorgaat met posten, niet bijzonder uitgelaten maar ook niet overdreven ingetogen. Over zijn dode vader rept hij met geen woord. “Een bijzonder mens is van ons heengegaan”, staat er op de rouwkaart. Als je dat meent is het heel mooi, maar ik vermoed dat de uitvaartondernemer de familie uit de brand heeft geholpen door deze formulering voor te stellen. Alleen zijn zoon en zijn broer met vrouw en kinderen staan op de rouwkaart vermeld. Geen partner, ex of moeder van zijn zoon die het heengaan van deze bijzondere verschijning betreurt.

Ik ontmoette hem in 1969. Ik was blijven zitten in de 4e klas HBS-A van het Christelijk Lyceum in G. en had een groot deel van de zomer als patiënt in het ziekenhuis doorgebracht. Enkele weken nadat de school weer was begonnen voegde ik me pas bij mijn nieuwe klas. Hij zat bij de meeste lessen alleen en ik informeerde of hij er bezwaar tegen had dat ik naast hem kwam zitten. Dat had hij niet. Hij was afkomstig van de openbare HBS waar hij twee keer in de 4e klas was blijven zitten en niet meer welkom was. De zeden en gewoonten op het christelijke lyceum waar hij nu verzeild was geraakt nam hij geamuseerd in ogenschouw. En hij niet alleen, want tegelijk met hem was een vriendenclubje van diezelfde openbare HBS komen overwaaien bestaande uit jongens die daar eveneens niet meer welkom waren en waarvan de leden allemaal in andere klassen terechtgekomen waren.

F. was anderhalf jaar ouder dan ik en het verschil tussen ons had niet groter kunnen zijn. Zijn vader was een bekend ondernemer in G., de provinciestad waar wij woonden en zijn ouders waren welgesteld. Ik kwam uit een sober levend, streng protestants-christelijk gezin. Mijn uitverkoren staat bracht veel schuld- en angstgevoelens met zich mee, iets waar F. op geen enkele wijze onder gebukt ging. Ik koesterde een diepe, onuitgesproken wrok tegen mijn ouders, zonder dat ik mij openlijk tegen hen durfde te verzetten, F. leefde op voet van oorlog met zijn vader, onder wiens dak hij vrolijk wonen bleef en kon het goed met zijn moeder vinden. Maar wat ons echt onderscheidde en hem voor mij tot een rolmodel op een voetstuk maakte was dat hij een soort wereldwijsheid bezat die ik nog niet eerder had gezien. Hij leek onafhankelijk en niet vatbaar voor beïnvloeding door anderen. Bij de wisseling van klaslokaal tussen de lessen liep hij ongeveer half zo snel als de rest van de school en al snel paste ook ik mijn tempo aan. Wat een verademing, zelf je eigen tempo bepalen. En zo onderscheidde hij zich met alles. Kleedde de hele wereld zich in spijkerbroeken met wijde pijpen? F. en zijn vrienden liepen in corduroy jeans met smalle, rechte pijpen en ik vroeg mij verbijsterd af waar ze die kochten, ernaar vragen durfde ik niet. Luisterde iedereen naar toptienmuziek? F. en zijn vrienden wisselden platen uit van The Soft Machine, The Band, Dillard and Clark en allerlei andere voor mij totaal onbekende artiesten. Er ging een wereld voor mij open. En niet alleen op muzikaal gebied. Hij praatte mij hoogstpersoonlijk bij over de Parijse Commune van 1871, Che Guevarra, de Cubaanse Revolutie en de nieuwe mens die daaruit aan het ontstaan was. Onder zijn invloed begon ik boeken van Harry Mulisch te lezen waarvan ik mij tot op de dag van vandaag afvraag waar ze eigenlijk over gingen, alsmede het gortdroge, dogmatisch linkse weekblad De Groene Amsterdammer, met onleesbare dialectisch materialistische beschouwingen over literatuur van de hand van ene Jacques Firmin Vogelaar.

Toch werd hij nooit een echte vriend. Ik schaamde mij voor het milieu waaruit ik afkomstig was en besefte dat ik nooit deel zou kunnen uitmaken van de ongecompliceerde en  bevoorrechte vrijbuitersbende die hij en zijn overgewaaide vrienden vormden. Zij hadden lang haar, mijn kapper was een jeugdvriend van mijn vader die precies wist wat er van hem verwacht werd. Zij blowden, ik wist niet eens hoe je aan dat spul moest komen. Ze waren allemaal één of twee jaar ouder dan ik en werden niet gehinderd door enige kennis aan de God van mijn ouders. Ik zat op zondagochtend in de kerk, zij sliepen hun roes uit nadat ze een popconcert hadden bijgewoond van één van die fabuleuze groepen die nooit de top tien zouden halen en waarvan de leden zich nooit of te nimmer in een broek met wijde pijpen zouden vertonen. Eén keer, na afloop van ons eindexamenfeest reed ik met hem en enkele anderen in zijn auto naar Rotterdam waar in De Doelen op een of ander festival The Soft Machine zou optreden. Toen we daar aankwamen was het optreden net achter de rug. Het was de nacht van zaterdag op zondag. Wat we de rest van die nacht gedaan hebben, behalve rondhangen in De Doelen, weet ik niet meer maar in ieder geval kwam ik de volgend ochtend thuis op het tijdstip waarop wij gewoonlijk ter kerke togen. De ontreddering had niet groter kunnen zijn. Mijn ouders stonden op het punt aangifte van mijn verdwijning te doen en mijn moeder liep handenwringend door het huis. Ik had voor één nacht deel uitgemaakt van de wereld van F. en zijn vrienden en op slag wist ik weer dat ik mijn pogingen om daar voet aan de grond te krijgen beter kon staken. Zelfs als het mij zou lukken daarin door te dringen zou ik er een vreemde blijven.

Maar er was nog iets. Hij had het altijd wel over de Cubaanse revolutie, maar hoe geëngageerd was hij nu eigenlijk? Had hij niet gewoon erg makkelijk praten met zijn rijke ouders, de villa waar zij woonden en de auto’s die er voor de deur stonden? Een keer ontstond er discussie in de klas over wat je zou doen als je heel veel geld had. Ik verdedigde het standpunt dat ik bereid zou zijn dat met anderen te delen. De halve klas viel over mij heen. Hulpeloos zocht ik de blik van F., die tot dan toe gezwegen had. Die lachte slechts en keek mij spottend aan. En las hij die Groene Amsterdammer zelf eigenlijk wel? Op de dag van de Tweede Kamerverkiezingen in 1971 arriveerde hij op school met een exemplaar van het heel wat smeuïger Vrij Nederland. Daarin stond een artikel met daarboven de vette kop: “Stem de confessionelen weg.” Hij opperde de mogelijkheid om met het blad opengevouwen op die tekst demonstratief voor de ingang van het in onze school gevestigde stembureau te gaan staan, als dringende oproep aan de stemgerechtigde buurbewoners. Ik vond het een geweldig idee, maar hij deed het toch maar niet. Dus deed ik het en stond ik daar even later met een verbeten gezicht de burgerij te bruuskeren, mij onderwijl ongerust afvragend hoe de schoolleiding zou reageren voor het geval die mij zo zou zien staan. De meest ontluisterende daad van zijn kant moest toen echter nog komen. Na de zomervakantie van ons eindexamenjaar zocht ik hem één keer thuis op en vergaapte mij aan de weelde waarin hij, zijn ouders en zijn broer, die hij voor gek verklaarde omdat die zijn vader in de zaak wilde opvolgen, leefden. Ik had tot geen enkele studie kunnen besluiten en hield mijzelf onledig met uitzendwerk. Hij echter had op het laatste moment besloten rechten te gaan studeren en nog wel in Leiden. Je moest toch iets, hield hij mij voor en Leiden was een leuke stad en goed te bereiken zolang hij nog thuis woonde.

Leiden? Rechten? Tussen de corpsballen? Zolang hij nog thuis woonde? Na die laatste keer kon ik er niet meer toe komen contact met hem te zoeken. Ik lag op allerlei manieren met mijzelf en het leven overhoop en de confrontatie met hem zou mij alleen maar meer van mijn eigen ellende doordrongen hebben. Vergeten kon ik hem echter niet, daarvoor had hij mij te veel beïnvloed. Via via hoorde ik soms iets over hem. Bij voorbeeld dat hij altijd in G. was blijven wonen en nog steeds optrok met de vrienden uit zijn jeugd. Ongeveer vijftien jaar geleden kreeg ik zelfs een keer de groeten van hem overgebracht. Als ik aan hem terugdacht zag ik altijd weer die spottende blik en ik realiseerde me dat ik – zelfs na tientallen jaren – me nog steeds ongemakkelijk zou voelen in zijn gezelschap.

En nu? Waarom zocht ik hem op op het internet? In ieder geval niet om contact te leggen. Wat wilde ik met de informatie die ik over hem zou vinden? Mijzelf met hem vergelijken, nog steeds? Zien hoe hij het er van afgebracht had in het leven? Een oordeel over hem vellen? Ik ben geschokt dat hij dood is. Idolen sterven toch niet? Als ik een paar maanden eerder had gekeken had ik bij wijze van spreken nog net de crematie kunnen bijwonen. Wat heeft hij gedaan met zijn leven? Er is niets over te vinden. Een beheermaatschappij op zijn naam, gevestigd in een statige buurt met kapitale vooroorlogse panden. Hij zal wel niet slecht geboerd hebben na zijn rechtenstudie in Leiden. Maar hoe leefde hij? Wat deed hij? Had hij plannen voor na zijn pensioen? Hoe was het mogelijk dat hij zijn leven lang in zijn geboorteplaats bleef hangen, met dezelfde vrienden, ja zelfs met een levenslang lidmaatschap van de cricket- en voetbalclub waar te G. het liberale volksdeel zich sportief verenigde? Hoe lang had hij de Cubaanse revolutie nog een warm hart toegedragen? Twee heipalen, een beheermaatschappij en een onverschillige zoon laat hij na en op zijn rouwkaart maakt de broer wiens bloed hij wel kon drinken hem uit voor een bijzonder mens. Als ik nog een andere ingang op Google probeer, kom ik een getekend portret van hem tegen, van de hand van zijn vriend de kunstenaar Victor H., ongeveer tien jaar geleden vervaardigd. Ik staar er ongelovig naar. Ja, hij is het. Maar ik had niet gedacht dat ik hem ooit nog terug zou zien en al helemaal niet dat hij me zo gekweld en uitgeblust zou aankijken. De spottende blik is weg en gelachen wordt er ook niet meer. Maar die twinkeling, die hij ooit in zijn ogen had, die heeft zijn zoon geërfd.

Zie de mens

Er is iets vreemds met mij aan de hand. Het is bijna Pasen en ik heb nog niet één keer de Mattheüs- of Johannespassion van Bach beluisterd. Tientallen jaren lang kon ik niet wachten tot de lijdenstijd was aangebroken en begon ik stiekem al vóór Aswoensdag te luisteren. Ooit, na een verbroken relatie, heb ik een jaar lang in de auto helemaal niets anders beluisterd dan alleen maar de Johannespassion, de Johannespassion en nog eens de Johannespassion. Ik wentelde mij in het lijden, ik baadde erin. Ik kon er geen genoeg van krijgen. En nu? Ik ken mijzelf niet meer terug. Het lijden boeit niet meer.

Zou het komen omdat het voorjaar zo vroeg is en Pasen zo laat? Natte sneeuw, plensbuien en een harde, koude wind zijn misschien meer geschikt om het echte lijdensgevoel op te roepen dan warmterecords en uitbundige, kleurrijke bloesems. Pasen komt dit jaar een beetje als mosterd na de maaltijd. Of zou het komen omdat ik tegenwoordig in een katholiek kerkkoor zing zodat mijn hang naar het hogere en de daarbij behorende muziek het hele jaar door bevredigd wordt?

De enige andere verklaring die ik kan bedenken is dat ik sinds een jaar een antidepressivum slik. En ja, het helpt. Ik voel me stukken beter. Ik heb echt geen Middelaar of Verlosser meer nodig. En zingeving aan al dat leed, die pijn, dat verdriet waar iedereen altijd zo moeilijk over doet, ach wat moet je ermee? Ik voel gewoon niet meer zoveel tegenwoordig. Misschien ben ik wel rijp voor Naarden. Gewoon op Goede Vrijdag in een maatkostuum tussen de dure hoeden plaats nemen in de Grote Kerk aldaar en doen alsof ik het prachtig vind. Is dat Mark Rutte niet daar? En Plasterk natuurlijk en Schippers en met die veel te grote hoed Sharon Dijksma? Ja hoor, alle eigentijdse opvolgers van het Sanhedrin, Kajafas, Pilatus en Herodes zijn aanwezig. Het was voor de autoriteiten geen gemakkelijke beslissing, zie je ze denken. Die Jezus was ook echt tot geen enkel compromis bereid. Soms moet je knopen doorhakken. Soms moet je één mens opofferen in het belang  van het grote geheel. In de politiek moet je vuile handen durven maken. Het was weer prachtig, zullen ze na afloop verklaren. Echt als vanouds. Ja, het lijkt soms wel alsof het ieder jaar mooier wordt.