Sinéad O’Connor
Quia respexit humilitatem ancillae suae: ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes.
Want Hij aanschouwde de nederigheid van zijn dienares: ja zie, van nu af aan spreken alle geslachten mij zalig.
Er is werkelijk niets nederigs aan Sinéad O’Connor. Al vanaf 1992 is ze verwikkeld in rellen, schandalen en ruzies. Overvloedig in het spuien van ongevraagde kritiek op haar collega’s, driest in haar kruistocht tegen de Rooms-katholieke Kerk die haar excommuniceerde nadat ze zich tot priester had laten wijden, gehaat bij het grote publiek. Vier kinderen van vier verschillende vaders, daar tussendoor drie huwelijken die kinderloos bleven en een bipolaire stoornis. Het laatste bericht was dat ze eind november op haar Facebookpagina aankondigde een overdosis te hebben genomen. Op dit moment schijnt het weer gewoon met haar te gaan.
Sinéad, Sinéad. Je weet nooit wat toekomstige generaties gaan doen, maar je tijdgenoten staan in ieder geval niet in de rij om je zalig te spreken. Pek en veren, meer heeft het heden je niet te bieden. En toch moet ik aan jou denken als ik Maria zo hoor jubelen en niet aan een van de vele ideale schoondochters waaraan het leven ook zo rijk is: geen Linda de Mol, Sylvie Meis of andere levende Barbie compares to you. En laten we eerlijk zijn: het is een publiek geheim dat de zoon van Maria, zonder wie dat hele Magnificat niet eens ooit zou zijn uitgesproken, een zwak had voor gevallen vrouwen. Dus we moeten nog maar eens zien wie hier het laatst gaat lachen. Voorlopig zet ík mijn geld op jou.
En zo klinkt het bij Bach: (vandaag geen Harnoncourt)