Vannacht had ik een werkoverleg met God. We stonden samen op de Afsluitdijk. Overal om ons heen water. Iets anders was er niet. We luisterden naar het onophoudelijke geklots en het eeuwige gekrijs van de meeuwen. Tenslotte nam Hij het woord. Ik luisterde eerbiedig. ”Kijk”, zei Hij en wees naar de watervlakte voor ons. “Al het verdriet van de wereld komt hier samen. Eeuwig gaat het de wereld rond. Alle tranen van heel de mensheid vanaf het vroegste begin tot nu toe. Aan de ene kant van de dijk spoedt het naar de einder, verdwijnt uit het zicht, reist om de wereld, wint onderweg nog aan kracht om uiteindelijk hier achter ons weer over onze voeten heen te spoelen.” Ik zweeg en vroeg me af waar Hij heen wilde.
“Dat kan zo niet doorgaan,”vervolgde Hij. “Ik word oud, Ik trek het niet meer. Bovendien…” Hij zweeg even en dacht na. “De mensheid wordt volwassener. Kinderen huilen, dat is normaal. Maar er komt een dag… dat je kinderen…” Hij slikte even en vervolgde: “je niet meer nodig hebben. Ze drogen hun tranen en gaan aan de slag. Kortom, het wordt tijd om af te rekenen met die vloed. Jullie Hollanders zijn goed in droogleggen. Ik dacht aan jou. Wat vind je? Kan je het aan, denk je? Je hoeft het natuurlijk niet alleen te doen, maar Ik wilde jou de leiding over het geheel toevertrouwen.”
Met bonkend hart werd ik wakker. Mijn keel was droog, buiten regende het. Urenlang brak ik mij het hoofd over de vraag waar we met alle dode vissen heen zouden moeten. En dan daarbij, dacht ik, toen het al licht werd, vlak voordat ik weer in slaap viel, zullen de mensen wel bereid zijn om zomaar afstand te doen van hun zwaar bevochten recht op verdriet?
Die vissen, dat wijst zich vanzelf. Maar al dat plastic. Ben je al begonnen?
Ik ben wel blij dat je dat van die vissen niet persoonlijk opvat. God ja, dat plastic. Recyclen maar, denk ik. En nee, ik ben nog niet begonnen. Ik denk dat ik Hem ga voorstellen om het Europees aan te besteden.
Ik pink nog even een traantje weg, kan dat nog mee?
Moet kunnen!