De schoorsteenmantel met de zwarte kolenhaard
verdeelt de ruimte in compartimenten:
rechts, bij de achtertuin, daar wordt gegeten
links, aan de straatkant, in fauteuils gezeten.
Boven de haard tikt tussen fotolijstjes
eeuwig een klok alle seconden weg.
Een tekst hangt aan de muur voor wie ooit twijfelt:
God, in ons midden, spreekt en wijst terecht.
Het kind speelt met zijn auto op de vloer
de boekenkast kijkt zwijgend naar beneden.
De toekomst is ver weg; straks moet het tafel dekken.
De kamerdeur gaat open en zijn moeder
komt binnen en het draait zich naar haar toe.
Argeloos vraagt het: Mama, mag ik buiten spelen?