De nieuwe koning en het land dat zoveel beter kon.

Er was eens een land waar grote welvaart heerste. Het was een klein land, dichtbevolkt en het lag erg gunstig: aan de monding van grote rivieren en bovenop een gasbel. De ligging aan grote rivieren zorgde ervoor dat het land een echte handelsnatie werd: er werden heel veel goederen van overzee aangevoerd, die weer werden doorverkocht aan de landen waar het kleine land aan grensde en die zelf geen zeehavens hadden. Zo was er altijd voor bijna iedereen werk in dat land. En de gasbel zorgde ervoor dat de overheid altijd voldoende geld had om de belastingen laag te houden en de subsidies hoog. Als je bijvoorbeeld in dat land een huis kocht, betaalde de belastingdienst eraan mee. Aanvankelijk leidde dat er toe dat het kopen van een eigen huis heel aantrekkelijk was. Maar het uiteindelijke gevolg was dat nergens op de wereld de huizen zo duur waren als in dat kleine land, omdat het belastingvoordeel gewoon bovenop de verkoopprijs kwam. Toch mopperden de mensen in dat land niet, ze bleven tevreden, werkten hard en hielden heel veel van hun koningshuis.

Iedere vier jaar waren er in dat land verkiezingen en zo gebeurde het op een dag dat er weer eens een nieuw kabinet aantrad met een jonge, daadkrachtige minister van Economische Zaken. Deze minister dacht dat de welvaart in het land nog groter moest kunnen en vertelde de mensen dat ze van nu af aan in een 24-uurseconomie leefden. En om duidelijk te maken wat hij bedoelde zei hij dat voortaan alle winkels net zolang open mochten blijven als ze zelf wilden, iedere avond en ook op zondag. Al snel bleek dat deze eenvoudige maatregel grote gevolgen had. Omdat de mensen nu ook ’s avonds boodschappen konden doen, konden ze iedere dag langer doorwerken. En dus steeg het nationaal product tot ongekende hoogte. Er was nog nooit zoveel welvaart geweest in dat land, maar de mensen hadden ook nog nooit zo hard hoeven werken.

Ook in andere landen, waar het kleine land veel handel mee dreef, begonnen de mensen steeds harder te werken en ook daar steeg de welvaart tot ongekende hoogte. Hele geleerde mensen hadden bedacht dat het onvermijdelijk was dat iedereen steeds harder moest gaan werken. Als je dat namelijk niet deed bestond de kans dat een ander het wel deed en dat die er dan met jouw klanten vandoor zou gaan. Dat wilden de mensen niet, want dan zouden ze zonder werk raken. Dus wilden ze liever steeds harder werken dan helemaal geen werk meer hebben. Maar diezelfde geleerde mannen en vrouwen vertelden de mensen ook dat het onvermijdelijk was dat het werk met steeds mìnder mensen gedaan moest worden. Want werkende mensen kostten geld en als een ander personeel ontsloeg en goedkoper werd, kon die er toch weer met je klanten vandoor gaan! En zo moest in dat kleine land al het werk dat er was met steeds minder mensen gedaan worden. En daardoor werd het leven in dat land steeds moeilijker. Veel mensen zaten werkloos thuis en hadden heel weinig geld. En de mensen die nog wel werk hadden raakten eraan gewend dat ze nooit klaar waren met werken. En ook raakte iedereen eraan gewend dat niemand zijn werk meer goed deed, omdat daar nu eenmaal geen tijd voor was. De producten die uit de fabrieken kwamen gingen snel stuk en soms deden ze het helemaal niet. Als je iets wilde laten repareren, raakte het zoek of het werkte na de reparatie nog steeds niet. En als je een bedrijf belde met een vraag of een klacht, was het bijna onmogelijk om iemand aan de lijn te krijgen die jou kon helpen. En de leidinggevende mensen die bedacht hadden dat dit het beste was voor iedereen en die ervoor zorgden dat het zo werd uitgevoerd en die het iedere dag aan de gewone mensen uitlegden, spraken met elkaar af dat van nu af aan zij veel meer geld mochten verdienen dan de gewone mensen, omdat zij zo knap waren en zo veel verantwoordelijkheid droegen en de enigen waren die het echt begrepen.

En zo was er op den duur in dat landje een klein groepje mensen dat steeds rijker en rijker werd omdat zij alleen begrepen hoe gecompliceerd het allemaal lag en een grote groep mensen die steeds harder moest werken voor steeds minder geld, maar die heel blij waren dat ze hun baan nog hadden. En omdat er veel bezuinigd moest worden om het ongekend hoge welvaartsniveau te kunnen handhaven, verdwenen er ook allerlei voorzieningen. Op een dag sloten bijvoorbeeld alle postkantoren in dat land voorgoed hun deuren. Het was beter dat het postbedrijf alle mensen die daar werkten op straat zette, omdat het anders misschien nóg meer mensen zou moeten ontslaan. En ook was er niet langer in iedere stad een ziekenhuis, want het was veel goedkoper als je ziek werd om in een heel andere stad in het ziekenhuis te gaan liggen dan vlak bij huis. En de boeren in dat land werden gedwongen om hun melk en hun spruitjes met verlies aan de supermarkten te verkopen, omdat dat nu eenmaal het beste was voor iedereen. En omdat de mensen dat allemaal heel goed begrepen, had het nog heel lang goed kunnen blijven gaan in dat landje, als er op een dag niet iets heel erg mis was gegaan.

Op een dag namelijk gingen zomaar pardoes de drie grootste banken van dat land failliet. En ik had al verteld dat er een klein groepje mensen was dat steeds rijker en rijker werd in dat land. Maar de aller-, allerrijksten van die hele rijke mensen waren de directeuren van de banken. Als een gewone directeur van bijvoorbeeld een energiebedrijf een miljoen verdiende, dan verdiende zijn collega bij de bank wel tien miljoen! Zó belangrijk waren die banken voor de welvaart van de mensen die steeds harder moesten werken, dat iedereen begreep dat de directeuren van die banken het meest moesten verdienen van allemaal. Meteen nadat het slechte nieuws van de failliete banken bekend was geworden, wilde de regering van dat land de banken redden door ze op te kopen en ze heel veel geld te lenen, omdat iedereen dan gewoon door zou kunnen blijven gaan met hard werken. De bankiers vonden dat een heel goed plan, omdat ze bang waren dat ze anders hun hoge salarissen kwijt zouden raken. Maar om de één of andere reden die nooit helemaal opgehelderd is, vonden de mensen van dat land die altijd zo hard moesten werken, het helemaal geen goed plan! Ze werden opeens opstandig en stopten met werken! Ze gingen de straat op met tienduizenden en honderdduizenden tegelijk en ze riepen: ‘’Wij pikken het niet langer! Wij willen niet meer steeds harder werken om de zakken van de rijken te vullen!’’ Het was ongehoord en van over heel de wereld kwamen journalisten en cameraploegen kijken wat er in dat kleine landje toch aan de hand was! Overal in dat land werden bankiers en directeuren gelyncht en aan bomen opgeknoopt en de minister van financiën, die de banken had willen redden, moest hals over kop het land uitvluchten met zijn vrouw en drie kleine kinderen.

Op het hoogtepunt van de onrust besloot de koningin van dat kleine landje af te treden en haar oudste zoon, de kroonprins, besteeg de troon. Voor het eerst in meer dan honderd jaar kreeg dat land weer een koning! De nieuwe koning was absoluut niet dom en altijd heel benieuwd naar de mening van anderen en daarom voerde hij eerst een urenlang telefoongesprek met zijn schoonvader over wat hij nu het beste doen kon. Daarna ontsloeg hij alle ministers en stuurde het parlement naar huis. Het werd op slag rustig in dat land, want iedereen begreep dat er belangrijke veranderingen in de lucht hingen. En toen deed de nieuwe koning iets wat echt helemaal niemand verwacht had. Hij stelde een nieuw parlement samen en iedere beroepsgroep mocht daar iemand naar afvaardigen! Dus alle verpleegkundigen mochten iemand uit hun midden kiezen en alle bejaardenverzorgsters en alle kleuterleidsters en alle onderhoudsmonteurs en alle boeren en tuinders en fruittelers, alle kunstenaars, alle havenarbeiders, maar ook alle huismoeders, alle gepensioneerden, alle welzijnswerkers, alle ambtenaren, ja zelfs alle politici: al die groepen kregen allemaal één zetel in dat nieuwe parlement en omdat er uiteindelijk één zetel overbleef werd besloten om die aan alle directeuren, commissarissen, managers, consultants, bankiers en financieel adviseurs te geven, voor het geval zij misschien ook één keer iets zouden willen zeggen dat in het belang van iedereen was. Daarna kozen de nieuwe parlementsleden een nieuwe regering die door de koning beëdigd werd. En ze spraken af dat er na vier jaar weer verkiezingen zouden komen. Het eerste wat de nieuwe regering deed was het invoeren van een twee en dertigurige werkweek. Overwerken werd verboden, op straffe van ontslag. Alleen de koning mocht meer uren maken, omdat er niemand was die zijn taak kon overnemen. En iedereen mocht meewerken. Alle mensen die voor die tijd thuis hadden gezeten, omdat ze niet snel genoeg waren, of omdat ze er anders uitzagen, of omdat ze al wat ouder waren, of omdat ze een rare arm hadden, of omdat ze hun school niet hadden afgemaakt, al die mensen waren welkom om mee te helpen dat land er weer bovenop te brengen. Overal in dat land gingen ’s avonds de winkels dicht en er gingen weer postkantoren en ziekenhuizen open of het nooit anders geweest was. De boeren mochten de spruitjes en de melk weer met winst verkopen en de mensen hadden allemaal weer tijd voor hun gezin en hun buren en hun hobby’s…. En iedereen verdiende ongeveer evenveel. Iedere keer als iemand in een bedrijf zei dat hij of een ander eigenlijk wat meer moest verdienen dan de rest, kwamen alle mensen die in dat bedrijf werkten bij elkaar en besloten gezamenlijk of ze het daar mee eens waren of niet. En de journalisten en cameraploegen van over de hele wereld bleven toestromen naar dat kleine landje, want iedereen wilde weten hoe het kon dat de mensen daar niet meer zo hard hoefden te werken en toch heel gelukkig waren. En zo werd dat kleine land nog welvarender dan het altijd al geweest was, want er kwamen nu ook steeds meer toeristen naar dat land die met eigen ogen wilden zien hoe het leven was, daar in dat landje aan de zee, waar de mensen in opstand waren gekomen toen de regering de banken wilde redden. En zo kreeg dat kleine land een soort gidsfunctie in de wereld en leefden de mensen daar nog heel lang en gelukkig, samen met hun koningshuis, dat door iedereen op handen gedragen werd.

Een gedachte over “De nieuwe koning en het land dat zoveel beter kon.

  1. Diepe, diepe buiging voor dit geweldige sprookje of moet ik zeggen deze wens.
    Opsturen naar Hans Weiers en zijn club en voor we met z’n allen het Koningslied aanheffen moet hij het voorlezen. En daarna moet het elke avond, net als vroeger het Wilhelmus, voorgelezen worden en moet het hele volk inclusief de Koning en de Koningin er elke avond naar luisteren.
    Voor nu: opsturen naar alle kranten, weekbladen, redacties van radio en TV-programma’s. Voor mijn part Giel Beelen. Prem, altijd zo begaan, die weet er waarschijnlijk wel weg mee. Echt ik meen het!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s