De stilte echoot oorverdovend na
waaraan het hier voor altijd heeft ontbroken:
menselijkheid, schaamte, mededogen.
Wie door de leegte heenkijkt en de ogen sluit
die ziet en hoort en ruikt het nog en kan het bijna voelen:
mensen die vrezen, hopen, praten, vragen, huilen,
en lachen, lopen, zweten, ademhalen;
het krassen van een pen met inkt op een papier.
Men zwaait en rijdt, kijkt nog één keer naar buiten
honderdtweeduizend maal een enkele reis
richting de slachting werd van hier gemaakt.
Men werd van ongewenst persoon
tot ongewenste herinnering verklaard.
De rails verheft zich handenwringend
te midden van versteend verdriet.